Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Zij hebben [51]die volken niet verdelgd, die de HEERE hun [52]gezegd had; 51. Te weten, de heidenen, die het land Kanaan bewoonden, gelijk er staat Richt.1:21,27,29,30,31,33; hetwelk nochtans God de Heere hun bevolen had; Ex.23:32,33; Num.33:52; Deut.7:2. 52. Dat is, bevolen.